De opbouw van een functie ziet er in Google Spreadsheet als volgt uit
Zoals uit de bovenstaande figuur blijkt, staan de argumenten tussen haakjes en zijn ze onderling gescheiden door een puntkomma.
Met dit soort functies kun je op een bepaald celbereik een statistische berekening uitvoeren.
GEMIDDELDE(waarde1;[waarde2;...])
De functie GEMIDDELDE berekent het rekenkundige gemiddelde van de opgegeven argumenten. Met lege cellen, gegevens van het type tekst en logische waarden wordt geen rekening gehouden.
MIN(waarde1;[waarde2;...])
MAX(waarde1;[waarde2;...])
De functie MAX bepaalt de grootste waarde uit een lijst met argumenten. Met de functie MIN haal je de kleinste waarde uit een lijst met argumenten. Je werkt op de zelfde manier als bij de functie GEMIDDELDE.
AANTAL(waarde1;[waarde2;...])
AANTALARG(waarde1;[waarde2;...])
De functie AANTAL telt het aantal getallen. De functie AANTALARG telt het aantal niet-lege cellen.
ALS(logische-test; waarde-als-waar; waarde-als-onwaar)
De logische functie ALS(logische-test; waarde-als-waar; waarde-als-onwaar) bevat een logische test of voorwaarde. Naargelang die voorwaarde waar of onwaar is, verandert het resultaat.
Als je achteraf een functie wilt wijzigen, kan je dat rechtstreeks in de formulebalk doen. Je selecteert de cel en wijzigt dan de formule.