Na het doorlopen van deze cursus zijn jullie in staat om zelf een sjabloon te ontwerpen.
Een sjabloon vormt de basis voor documenten van een bepaald type. Een sjabloon bevat onder meer:
alle standaardinstellingen, zoals papierformaat, marges ...;
typische opmaakprofielen voor titels, ondertitels, opsommingen, op- en aanmerkingen...;
specifieke macro's (vaste opeenvolging van acties);
vooraf ingevoegde pagina's;
vooraf ingevoerde teksten, zoals kop- en voetteksten, paginanummering ...
Je maakt een sjabloon in Word door alle instellingen te maken in het document en deze dan op te slaan als mijnbestandsnaam.dotx (Word-sjabloon).
Voor de geïntegreerde proef maak je één sjabloon waarin je je eindwerk maakt. Je maakt alle kleine opdrachten rechtstreeks in dit document. Je zorgt voor een map in je Google Drive: naam_voornaam_GIP dewelke je deelt met alle deelnemende leerkrachten.
Het sjabloon wordt gebruikt om de GIP zelf te maken. Hier komen alle opdrachten in van de verschillende vakken, inclusief de titelpagina, inhoudsopgave, lijst van afbeeldingen,... Je zorgt er voor dat er in dit sjabloon ook de nodige hoofdstukken reeds per vak worden aangemaakt, en de verschillende lijsten (inhoudsopgave, lijst van afbeeldingen,...).
In het sjabloon voor je GIP voorzie je volgende opmaak:
lettertype Verdana;
uitvullen van de tekst;
stel de marges in volgens de BIN-normen (dubbelzijdig document);
stel de regelafstand in heel het document in op 1;
voorzie de juiste manier van paginanummering, kop-/voettekst (dubbelzijdig document! wordt verder in de cursus nog besproken);
een inhoudsopgave;
lijst van afbeeldingen;
bijlagen en bronvermelding.
De titelpagina van je GIP bevat alle volgende elementen:
Gegevens Plaats
Schoolgegevens (Naam en adres) Bovenaan/Links uitgelijnd – Lettergrootte 11
Titel (Geïntegreerde Proef) Midden/Centreren – Lettergrootte 18 – Vet - Niet onderlijnd
Ondertitel (Naam bedrijf) Midden/Centreren – Lettergrootte 16
Persoonlijke gegevens (Naam en nummer) Onderaan/Links uitgelijnd – Lettergrootte 11
Klas Onderaan/Centreren zelfde hoogte als pers. gegs. – Lettergrootte 11
Schooljaar Onderaan/Rechts uitlijnen zelfde hoogte als pers. gegs.– Lettergr. 11
Je kan/mag het titelblad illustreren met een foto of logo van de besproken onderneming
Het sjabloon GIP voorzie je van volgende opmaak voor de verschillende koppen:
Titel Bv. Voorwoord Lettergrootte 16 vet – niet onderlijnd
Kop 1 Bv. Opdrachten Frans Lettergrootte 14 - vet – niet onderlijnd
Kop 2 Bv. C.V. Lettergrootte 12 – vet – niet onderlijnd
Kop 3 Bij een verdere onderverdeling Lettergrootte 11 – cursief - vet – niet onderlijnd
Standaard Eigenlijke tekst Lettergrootte 11 – niet vet – niet onderlijnd
Je kan deze opmaak wijzigen door rechtermuisknop te klikken op de stijl van bv. Kop 1, Kop 2, ... en dan de stijl te wijzigen.
Link ook de koppen aan een automatische nummering. Ga hiervoor naar de “lijst met meerdere niveaus” zodat je volgende nummering verkrijgt:
1 kop 1 ---------
1.1 kop 2 ----------
1.1.1 kop 3 ------------
Zorg ervoor dat je maximaal 4 koppen gebruikt!
Eens je stijlen (koppen) gebruikt hebt, kan je op een heel eenvoudige wijze een inhoudsopgave samenstellen. Neem hiervoor best een nieuwe pagina (CTRL-ENTER) op de plaats waar je deze wil invoegen.
Kies in de menubalk voor “Verwijzingen’ en kies helemaal links voor inhoudsopgave. De inhoudstafel gaat tot maximum 3 koppen. Dubbelklik op “ok” en je inhoudstafel staat er!
Als je achteraf nog wijzigingen aanbrengt in de tekst, moet je de inhoudsopgave nog wel bijwerken of vernieuwen. Klik met de rechtermuisknop ergens in je inhoudsopgave en kies voor ‘Veld bijwerken’ of bovenaan ‘Tabel bijwerken: in zijn geheel bijwerken’.
In het hele document maak je gebruik van CTRL-ENTER om een nieuwe pagina te beginnen, je werkt NIET met enters!
Omdat we ons eindwerk zullen inbinden maken we gebruik van volgende marges:
Linkermarge: 3,3 cm
Rechter-, boven- en ondermarge : 2 cm
We denken aan het milieu, dus we zullen onze GIP recto-verso afdrukken. Dat wil zeggen dat we onze marges en kop-en voetteksten zullen moeten spiegelen doorheen het document. De bindzijde voor de even en oneven pagina's is nu immers verschillend.
Test dit door het sjabloon uit minstens 2 pagina's te laten bestaan.
Als je wil dat de lezer de details van een tekening of foto zo goed mogelijk kan onderscheiden in je eindwerk, maak je ze best zo groot mogelijk. Een liggende pagina geeft hier vaak het beste resultaat.
Je moet er dan ook aan denken de kop- of voettekst aan te passen. Door een liggende pagina in te voegen, voeg je automatisch een sectie toe.
Een sectie is een deel van een document waarvoor je een bepaalde paginaopmaak instelt. Je begint een nieuwe sectie als je eigenschappen zoals regelnummering, aantal kolommen, kop- en voetteksten wil wijzigen.
Je gebruikt een sectie ook om de indeling van een document te variëren op een pagina of om een aantal pagina's een andere indeling te geven.
Het vervolg van de tekst begint ook in een nieuwe sectie. Kop- of voetteksten zijn standaard zo ingesteld, dat ze alles overnemen uit de vorige sectie. Door in een ingevoegde sectie de kop- of voettekst te verwijderen, zullen de overeenkomstige pagina's (even of oneven) na de nieuw ingevoegde sectie ook geen kop- of voettekst meer hebben.
Als je later nog pagina's tussenvoegt of verwijdert, kunnen de voetteksten weer verdwijnen, vermits je dan even in oneven pagina's verandert of andersom.
Als een tekst eenzijdig wordt afgedrukt, is de kop- en/of voettekst voor alle pagina's hetzelfde (behalve voor de pagina's titelblad, woord vooraf, inhoudsopgave en inleiding). Als de tekst echter recto-verso wordt afgedrukt, moeten de voettekst en/of koptekst van de even en oneven pagina elkaars spiegelbeeld zijn. Dit zal dus ook nodig zijn in jullie eindwerk.
Je moet zelf zorgen voor de juiste opmaak en schikking. Zo staat het paginanummer aan de buitenkant en je naam en voornaam aan de binnenzijde van de pagina. Voor beide vermeldingen gebruik je lettergrootte 10. Na een paginanummer komt geen punt en voor het hele werk wordt een doorlopende nummering gehanteerd.
De nummering start vanaf het titelblad, maar wordt op die pagina niet vermeld, ook niet op de pagina’s van het voorwoord en de inhoudsopgave. Vanaf dan tot het einde van het werk wordt het paginanummer wel vermeld.
Het aanpassen van de paginanummering kan door bij de optie ‘Opmaak’ bij ‘Paginanummering’ de nummering te laten starten vanaf de gewenste pagina.
Je zal ook gebruik moeten maken van sectie-eindes. Je kan deze invoegen via Indeling, Pagina-indeling, Eindemarkeringen. Daar kan je een sectie-einde invoegen op de volgende pagina. Sectie-eindes zorgen ervoor dat je verschillende kop-voetteksten kan maken, per sectie.
Voorzie volgende regels doorheen jullie volledige eindwerk:
twee witregels voor een titel;
één witregel na een titel;
tussen twee opeenvolgende titels slechts één witregel;
tussen twee alinea’s komt één witregel;
tabellen, opsommingen of tekstdelen met insprong krijgen één witregel voor en na om ze van de andere tekst te onderscheiden;
voor en na aanduidingen zoals ‘opmerking, voorbeeld’ komt er één witregel.
Dit dien je manueel in te stellen (met enters), dit kan niet bij stijlen.
De meeste afbeeldingen die je gaat gebruiken in een eindwerk, zal je invoegen als bestand of haal je van het internet. Afbeeldingen die je van het internet haalt, kun je best een keer opslaan. Als er al iets mis loopt, hoef je de afbeelding niet opnieuw te gaan zoeken. Plaats deze in een aparte map in je Gedeelde map van de GIP op Google Drive.
Denk er ook zeker aan om de bronnen van deze afbeeldingen bij te houden! Doe dit van begin af aan, zodat je deze nadien niet terug moet opzoeken.
Als je twee foto's met verschillende grootte dicht bijeen invoegt, verkrijg je het beste effect door beide foto's even groot te maken.
De grootte pas je aan door de afbeelding eventueel bij te snijden waar mogelijk en de breedte/hoogte in te stellen bij de opmaak van de afbeelding. Je kan ook de formaatgrepen van de afbeelding verslepen, maar dit is minder precies. Zorg er zeker voor dat je de afbeelding niet uit gaat rekken in de horizontale of verticale richting.
Selecteer de afbeelding die je wilt bijsnijden en activeer Bijsnijden [f] op de werkbalk Afbeelding.
De invoegpositie verandert van uitzicht .
Plaats het bijsnijdgereedschap op een bijsnijdgreep en sleep de middengreep aan een zijde naar binnen om een zijde bij te snijden.
Wil je twee tegenoverliggende zijden bijsnijden, hou dan de CTRL-toets ingedrukt, terwijl je sleept.
Wil je alle vier de zijden tegelijk in dezelfde mate bijsnijden, hou dan de CTRL-toets ingedrukt terwijl je een hoekgreep naar binnen sleept.
Klik op Bijsnijden op de werkbalk Afbeelding om de opdracht Bijsnijden uit te schakelen.
In het dialoogvenster Afbeelding opmaken kun je op het tabblad Afbeelding exacte waarden ingeven om een afbeelding bij te snijden.
Als je een geschikte afbeelding op het internet hebt gevonden, sla je deze eerst op in de Google Drive map en voeg je ze van daar in in je document.
Open je browser en ga naar www.google.be en ga naar het onderdeel Afbeeldingen om afbeeldingen te zoeken.
Als je op één van de gevonden afbeeldingen klikt, krijg je dezelfde afbeelding opnieuw als miniatuur te zien. Nu is het belangrijk, dat je op de hyperlink Bekijk de afbeelding op ware grootte klikt en de afbeelding die op ware grootte wordt getoond, gaat gebruiken.
Probeer een foto steeds in een zo groot mogelijk weergave te kopiëren. Als je een kleine foto wilt vergroten gaat dat vaak ten koste van de kwaliteit.
Je kan je zoekopdracht al verbeteren door in google bij het zoeken van afbeeldingen Tools te selecteren. hier kan je de afmetingen selecteren en eventueel de kleur die je zoekt (transparante kleur zorgt ervoor dat je een afbeelding zoekt met een transparante achtergrond, wat vaak mooie resultaten geeft).
Een afbeelding wordt standaard ingevoerd in tekstregel, d.w.z. dat de afbeelding zich gaat gedragen als een ingetypt karakter. Dat betekent, dat de tekst met de onderkant van de afbeelding wordt uitgelijnd. Als je dat niet wil, zijn er twee mogelijkheden.
Werkwijze 1
In het dialoogvenster Afbeelding opmaken kies je op het tabblad Indeling een andere stijl.
Werkwijze 2
Je plaatst de afbeelding en de tekst in een tabel zonder randen. Als je van plan bent het document als internetpagina op te slaan, is dit zeker de beste werkwijze.
Als je veel afbeeldingen gebruikt en de bestandsgrootte van je document wordt daardoor te groot, kun je de afbeeldingen comprimeren.
Je opent hiervoor het dialoogvenster Afbeeldingen comprimeren. Je bepaalt of je de geselecteerde afbeelding of alle afbeeldingen in het document wilt comprimeren.
Als je de bijgesneden gebieden van een afbeelding verwijdert, kun je ze niet meer in de oorspronkelijke weergave herstellen.
Bij elke figuur plaatsen we een bijschrift. Dit bijschrift kun je later gebruiken om een lijst van afbeeldingen te maken, dewelke automatisch wordt gegenereerd, zoals een inhoudsopgave.
Als je het bijschrijft een andere opmaak wilt geven, moet je het opmaakprofiel Bijschrift aanpassen.
Om een grafiek in je eindwerk te gebruiken, maak je hem eerst in MS Excel.
Je kopieert de grafiek en plakt deze via Bewerken, Plakken speciaal...
Als je Microsoft Office Excel-grafiek-object kiest, wordt de grafiek ingevoegd als object dat je later nog kunt bewerken in MS Excel. Deze werkwijze noemt men insluiten.
Dubbelklikken op de grafiek maakt de werkbalk Opmaak uit MS Excel zichtbaar zodat je kunt verder werken met alle functionaliteiten van MS Excel.
Je mag de grafieken ook gerust statisch invoegen, als afbeelding, dat wil zeggen dat er geen connectie is tussen het Excel document en het Word document, maar zorg ervoor dat grafieken duidelijk zijn.
Wanneer je tabellen, afbeeldingen, grafieken,... invoegt in een tekst, is het niet de bedoeling dat je deze gewoon tussen je tekst plakt. Het is de bedoeling dat je in je tekst verwijst naar dit object. Het zou wat raar zijn als we het logo van het GIB midden in een tekst invoegen, zonder dat we hier naar verwijzen en eventueel extra uitleg geven. Je kan zo'n verwijzingen maken door middel van kruisverwijzingen. Zo'n kruisverwijzing verwijst naar een element elders in een document, b.v. "Bekijken het logo van het GIB hier onder (Figuur 5: logo GIB) " of "Je kan meer informatie vinden over het logo van het GIB op pagina 20."
Figuur 5: logo GIB
Om deze kruisverwijzingen te maken moeten we natuurlijk onze bijschriften invoegen bij de afbeeldingen, tabellen, grafieken,...
Je kan kruisverwijzingen maken naar koppen, voetnoten, bladwijzers, bijschriften en genummerde alinea's.
Als je wijzigingen aanbrengt aan het object waar je naar verwijst, wordt de kruisverwijzing automatische aangepast.
In het dialoogvenster Kruisverwijzing, dat je opent via Verwijzingen, Kruisverwijzing, selecteer je eerst het verwijzingstype (b.v. genummerd item, kop, figuur, tabel) en dan waar je naar wilt verwijzen. Dan selecteer je het item.
Voetnoten en eindnoten verwijzen naar bronnen of verstrekken extra informatie. Een voetnoot is een verwijzing die je onderaan de bladzijde terugvindt; een eindnoot vind je terug aan het einde van het document of op één plaats die je zelf kiest.
De opmaak van de voetnoottekst pas je aan door het opmaakprofiel voetnoottekst aan te passen
Een voet- of eindnoot verwijder je door de verwijzing te selecteren en te verwijderen.
Op basis van de opmaakprofielen die je hebt toegekend aan de titels, kun je een inhoudsopgave invoegen. Deze inhoudsopgave kan later nog bijgewerkt worden.
In het sjabloon is een lege pagina voorzien voor de inhoudsopgave. De opmaak is ook in het sjabloon opgenomen.
Je voegt de inhoudsopgave in via Verwijzingen, Inhoudsopgave...
Op het tabblad Inhoudsopgave bepaal je de opmaak van de inhoudsopgave.
Via Opties... stel je bij Opmaakprofielen in welke opmaakprofielen je in de inhoudsopgave wil opnemen.
Naast b.v. de titels die zijn opgemaakt met de opmaakprofielen Kop 1 ... Kop 3 kun je titels opnemen die met een ander opmaakprofiel zijn opgemaakt.
Als je in het document pagina's tussenvoegt of verwijdert, zal de inhoudsopgave niet meer kloppen.
Om de inhoudsopgave bij te werken open je het snelmenu op de inhoudsopgave en kies je Veld bijwerken. Je kunt ook in de inhoudsopgave klikken en op F9 drukken.
Het volgende dialoogvenster verschijnt:
Deze handeling kun je zo vaak als nodig herhalen.
Je kunt de inhoudsopgave ook gebruiken om te navigeren door je tekst. Door op een onderdeel te klikken, ga je automatisch naar dat onderdeel in de tekst
Voeg je tabellen, grafieken en illustraties toe aan je werk, dien je deze ook te nummeren. In de tekst verwijs je er ook naar! Bij een figuur of illustratie zet je het nummer en de titel eronder. Bij een tabel dient het nummer en de titel erboven te staan. Je voegt een nummer en bijschrift toe, door te klikken op de rechtermuisknop, en dan bijschrift invoegen te selecteren.
Voor de bijlage neem je een lijst op van alle tabellen, grafieken en illustraties. Dit doe je via ‘Verwijzingen’, lijst afbeeldingen. Als je de figuren een bijschrift hebt gegeven, kan je zo een lijst met afbeeldingen genereren.
Een lijst met afbeeldingen is een lijst met bijschriften van afbeeldingen, grafieken, dia's of andere illustraties in een document, met de nummers van de pagina's waarop de bijschriften voorkomen.
Bij het genereren van de lijst zoekt MS Word naar de bijschriften. Ze worden op nummer gesorteerd en de lijst wordt in het document weergegeven.
Als je bijschriften of andere tekst in een document toevoegt, verwijdert, bewerkt of verplaatst, moet je de lijst met afbeeldingen bijwerken.
Als je bijvoorbeeld een bijschrift bewerkt en naar een andere pagina verplaatst, moet je ervoor zorgen, dat het bewerkte bijschrift en het nieuwe paginanummer in de lijst met afbeeldingen worden opgenomen.
Om de lijst met afbeeldingen bij te werken, klik je links ervan en druk je op F9.
Voor alle zaken die je kopieert van het internet of uit een boek, dien je een bronvermelding bij te houden. Je moet vanuit je tekst ook verwijzen naar deze bronnen. Hoe je dit juist doet, kan je bekijken op dit filmpje.
Je kan ook je Google Docs verkenner gebruiken om een bronvermelding automatisch te laten genereren.