Tijdens het typen van een tekst hoef je geen aandacht te besteden aan de rechtermarge. Indien je ze overschrijdt, wordt het volledige woord automatisch overgebracht naar de volgende lijn (tegen de linkermarge). Men noemt dat de “word-wrap”-eigenschap.
Bijgevolg gebruik je de Entertoets enkel en alleen:
aan het einde van een paragraaf;
aan het einde van een korte lijn;
om een lege lijn (witregel) te bekomen.
Je kan gebruik maken van de muis door de muisaanwijzer eerst op de gewenste plaats te brengen en daarna op de linker muisknop te drukken.
Hierbij kan je:
het schuifblokje slepen over de schuifbalken;
de muisaanwijzer op de schuifbalk plaatsen en op de linker muisknop drukken tot het blokje de gewenste plaats heeft bereikt.
Wens je gebruik te maken van het toetsenbord, dan kan je de volgende toetsen gebruiken:
Verplaatsingen binnen een scherm
↑ / ↓ / ← / → verplaatst de cursor één plaats in de aangegeven richting;
CTRL + ← verplaatst de cursor naar de eerste letter van het vorige woord;
CTRL + → verplaatst de cursor naar de eerste letter van het volgende woord;
CTRL + ↑ verplaatst de cursor naar de eerste letter van de huidige alinea;
CTRL + ↓ verplaatst de cursor naar de eerste letter van de volgende alinea;
Home plaatst de cursor aan het begin van de lijn;
End plaatst de cursor aan het einde van de lijn;
PageUp plaatst de cursor een schermpagina naar boven;
PageDown plaatst de cursor een schermpagina naar beneden.
Verplaatsingen binnen een bestand
CTRL + Home verplaatst de cursor naar het begin van het document;
CTRL + End verplaatst de cursor naar het einde van het document.
We bespreken nu hoe je een bepaald deel van de tekst kan selecteren. Het voordeel daarvan is dat je achteraf een aantal bewerkingen kan uitvoeren (bijvoorbeeld: centreren, onderstrepen, verplaatsen, verwijderen,…).
Om bewerkingen uit te voeren, moet je 2 stappen volgen:
de tekst selecteren;
de bewerking uitvoeren.
De tekst selecteren
Met behulp van de muis
de gewenste tekst selecteren: slepen;
woord selecteren: dubbelklik op woord;
alinea selecteren: 3 maal klikken in de alinea;
3 maal klikken in de linkermarge.
Met behulp van het toetsenbord
karakter: SHIFT + pijltjes;
woord: CTRL + SHIFT + pijltjes;
volledige document: CTRL + A.
De bewerking uitvoeren
Je kan nu allerlei bewerkingen uitvoeren. Enkele voorbeelden:
verwijderen: Bewerken/Knippen;
afdrukken: Bestand/Afdrukken;
tekst opmaken: Opmaak/Tekst;
marges instellen: Bestand/Pagina-instelling;
uitlijnen: Opmaak/Uitlijnen en inspringen.
Dankzij de verbetermogelijkheden van een tekstverwerker kan je na het intypen van de tekst snel verbeteringen aanbrengen. Ook de opmaak kan nadien snel gewijzigd worden.
Belangrijk om weten is dat Google Docs werkt volgens het principe van Insert. Dit betekent dat nieuwe tekst automatisch wordt tussengevoegd. Vandaar dat de invoegpositie zeer belangrijk is!
Tekst verwijderen
← (backspace) het karakter voor de cursor wordt verwijderd;
Delete het karakter na de cursor wordt verwijderd;
CTRL + ← (backspace) het woord links van de cursor wordt verwijderd;
CTRL + Delete het woord rechts van de cursor wordt verwijderd.
Alvorens een document af te drukken, doe je er goed aan de tekst eerst te bekijken via het Afdrukvoorbeeld. Je ziet dan hoe het document er afgedrukt zal uitzien. Kies daartoe Bestand en selecteer Afdrukvoorbeeld. Hierna kan je het voorbeeld terug sluiten of verder gaan met afdrukken.
Kies in het lint het tabblad Bestand en de optie Afdrukken of maak de toetsenbordcombinatie CTRL+P. Je krijgt dan volgend scherm: