Google Spreadsheets beschikt over enorm veel ingebouwde functies. In dit hoofdstuk worden er een aantal op een rijtje gezet. Uiteraard kunnen we onmogelijk alle functies bespreken. We kiezen die functies die de gemiddelde gebruiker het meest nodig heeft. De bespreking gebeurt per categorie:
datum- en tijdfuncties;
financiële functies;
logische functies;
tekstfuncties;
statistische functies;
zoekfuncties.
Online kan je een volledige lijst raadplegen met de functies die je kan gebruiken.
Voor we de functies bespreken, leggen we eerst uit hoe Spreadsheets met datums en tijden rekent. Datums worden door Spreadsheets opgeslagen als seriële getallen tussen 1 en 2958468.
Tijden worden bijgehouden als een breuk van het seriële getal. Zo wordt 10:00 uur opgeslagen als 0,4166666666666667 (10/24). 41012,75 komt overeen met 13 april 2012, 18 uur. Als je een datum of tijd invoert, zal Spreadsheets automatisch een passende getalnotatie uit de categorieën Datum of Tijd kiezen zodat je deze seriële getallen normaal niet op het scherm ziet. Toch is het belangrijk dat je dit weet omdat je op die manier met datums en tijden kunt rekenen.
Google Spreadsheets beschikt over twee functies waarmee de huidige datum en eventueel ook de tijd ingevoerd kunnen worden.
Functie Betekenis
Nu() Invoeren van de huidige datum en tijd
Vandaag() Invoeren van de huidige datum
Deze functies hebben geen argumenten. In het menu item Opmaak -> Getal kan je de notatie van de datum aanpassen. Zo kan je ervoor zorgen dat bij gebruik van de functie NU enkel de tijd, datum of een combinatie weergegeven wordt.
Google Spreadsheets herkent tijdens het invoeren normaal automatisch datums en tijden. Als je voor de verschillende onderdelen van een datum of tijd een formule of celverwijzing moet gebruiken, kun je de volgende functies toepassen.
Functie Betekenis
Datum(jaar;maand;dag) Invoeren van een bepaalde datum
Tijd(uur;minuut;seconde) Invoeren van een bepaalde tijd
Door gebruik te maken van deze functies kan je ook onmiddellijk met de datum of tijd rekenen.
Hieronder volgt een overzicht van een aantal datum- en tijdfuncties. De argumenten die optioneel zijn, worden niet vet afgedrukt.
Een geneste functie is een functie die bij een andere functie als argument opgegeven wordt.
Merk op! Functies kunnen genest worden tot maximaal 64 niveaus.
LIN.AFSCHR(kosten;restwaarde;duur)
Deze functie berekent de lineaire afschrijving voor 1 periode. Bij de lineaire afschrijving wordt elke periode evenveel afgeschreven. Het resultaat van deze functie wordt automatisch in de getalnotatie valuta met twee decimalen gezet. Dat kun je uiteraard nog aanpassen.
DDB(kosten;restwaarde;duur;termijn;factor)
DDB staat voor double declining balance. Deze functie berekent de afschrijving volgens de degressieve methode. Bij een degressieve afschrijving wordt de afschrijving op de boekwaarde berekend. Meestal schrijft men dubbel zo snel af (bv. 40% i.p.v. 20% als men over vijf jaar afschrijft).
Het argument Termijn is de periode waarvoor men de afschrijving berekent. Het argument Factor is de snelheid waarmee afgeschreven wordt. Als je dit argument weglaat, wordt 2 gebruikt (=dubbele degressieve afschrijving).
BET(rente;aantal-termijnen;hw;tw;type_getal)
Deze functie berekent de periodieke betaling voor een annuïteit, op basis van vaste betalingen en een vast rentepercentage. BET staat voor betaling.
Veronderstel dat je voor het bouwen van een huis 50 000 euro leent op 10 jaar tegen een vast rente-percentage van 6%. Hoeveel moet je maandelijks afbetalen? De huidige waarde (hw) is 50 000 euro. De toekomstige waarde (tw) moet niet ingevuld worden omdat die 0 euro is. In het argument type-getal geef je op wanneer de betaling moet plaatsvinden. Er zijn twee mogelijkheden: 0 (of leeglaten) = aan het einde van periode en 1 = aan het begin van de periode.
Met de functie =BET(C7;C6;C5) wordt uitgegaan van een jaarlijkse aflossing. Om het maandelijks af te lossen bedrag te kennen, kun je het aantal termijnen met 12 vermenigvuldigen en de rentevoet door 12 delen: =BET(C7/12;C6*12;C5).
Als je de jaarlijkse rentevoet door 12 deelt, krijg je de nominale maandelijkse rentevoet. Die berekening is wiskundig gezien niet exact. Om op basis van de jaarlijkse rentevoet de reële maandelijkse rentevoet te berekenen, moet je de volgende formule gebruiken: =BET(((1+C7)^(1/12))-1;C6*12;C5).
IBET(rente;termijn;aantal-termijnen;hw;tw)
Deze functie berekent de te betalen intrest voor een bepaalde termijn op basis van periodieke, vaste betalingen en een vast rentepercentage. De letter I in de naam van de functie staat voor intrest. In het argument termijn geef je de periode op waarvoor je de intrest zoekt.
In het vorige punt hebben we berekend hoeveel er maandelijks afbetaald moet worden. Dit bedrag, dat gedurende de volledige looptijd hetzelfde blijft, bestaat uit intresten en kapitaalaflossing. Naarmate de lening loopt, zal het aandeel aan intresten dalen en het kapitaalaandeel stijgen. We berekenen nu voor elke periode (van mei 2009 tot april 2019) de intresten.
Met de functie =IBET($C$7/12;B12;$C$6*12;$C$5) bereken je de intresten voor de eerste aflossing met een nominale rentevoet. Als je met een reële rentevoet rekent, wordt de formule =IBET(((1+$C$7)^(1/12))-1;B12;$C$6*12;$C$5).
PBET(rente;termijn;aantal-termijnen;hw;tw)
Deze functie berekent op dezelfde manier als de vorige het af te lossen kaptitaal. Met de functie =PBET($C$7/12;B12;$C$6*12;$C$5) bereken je het af te lossen kapitaal voor de eerste aflossing met een nominale rentevoet. De formule wordt =PBET(((1+$C$7)^(1/12))-1;B12;$C$6*12;$C$5) als je met een reële rentevoet rekent.
We hebben reeds met de functie ALS(logische-test;waarde-als-waar;waarde-als-onwaar) gewerkt. Hieronder volgt een overzicht van de andere logische functies. Deze worden gebruikt om de logische test op te stellen bij bijvoorbeeld de ALS-functie.
Hieronder volgt een overzicht van de meest gebruikte tekstfuncties. Je zult vaststellen dat heel wat van deze functies ook in Access beschikbaar zijn.
Je hebt al met een aantal statistische functies leren werken: Aantal, AantalArg, Gemiddelde, Max, Min en Rang. Hieronder volgt een overzicht van de belangrijkste statistische functies.
Van de wiskundige functies hebben we tot nog toe enkel met de functie SOM gewerkt.
VERT.ZOEKEN(zoekwaarde;tabelmatrix;kolomindex_getal;benaderen)
Met deze functie uit de categorie Zoeken en verwijzen kun je in de meest linkse kolom van een tabel (tabelmatrix) naar een bepaalde waarde (zoekwaarde) zoeken. Je krijgt als resultaat de waarde uit de tabel in de opgegeven kolom (kolomindex_getal). Hieronder vind je een woordje uitleg bij elk van de argumenten van de functie:
HORIZ.ZOEKEN(zoekwaarde;tabelmatrix;rij-index_getal;benaderen)
Met deze functie kun je in de bovenste rij van een tabel (tabelmatrix) naar een bepaalde waarde (zoekwaarde) zoeken. Je krijgt als resultaat de waarde uit de opgegeven rij (rij-index_getal) uit de tabel. Deze functie werkt op dezelfde manier als de functie VERT.ZOEKEN.
Een databasefunctie voert een berekening uit op een bepaald veld in een lijst (database). Bij een databasefunctie wordt altijd een criterium met een of meer voorwaarden opgegeven. De berekening wordt enkel uitgevoerd op de records die aan de voorwaarden voldoen.
Hieronder volgt een overzicht van de belangrijkste functies uit de categorie Database.
Voor het opgeven van de criteria gelden dezelfde regels als in het queryontwerp in Access. Zet de voorwaarden in dezelfde rij als alle voorwaarden tegelijk vervuld moeten zijn.
Geslacht Gemeente
Vrouw Antwerpen
Dit betekent dat we alle vrouwen vanuit Antwerpen zullen selecteren.
Zet de voorwaarden in een verschillende rij als minstens één van de voorwaarden vervuld moet zijn
Geslacht Gemeente
Vrouw
Antwerpen
Dit betekent dat we alle vrouwen en alle personen uit Antwerpen zullen selecteren.
Opmerking! Als je bij het opgeven van de criteria verschillende velden gebruikt, moet je die velden naast elkaar zetten. Je kan maar één bereik met criteria opgeven.